‘Ik kan niet wachten tot we weer kunnen keten!’
Er is maar één zestigplusser waarbij ik het woord ‘keten’ zo graag uit de mond hoor komen als bij haar. En er is maar één zestigplusser die er zonder gêne mee weg kan komen door mij midden in de supermarkt te begroeten met een even gemeend ‘Haaa wijffieeee!’
Corona of geen corona. Supermarktuitje of theaterbezoek. Iedere dag is petticoat-dag en een dag niet gekeet is een dag niet geleefd.
Vervelen? Oh nee! De afgelopen weken heeft ze geschreven. Alle theaterteksten voor ‘haar’ kinderen zijn af. ‘Oefenen oefenen oefenen, heb ik ze gezegd!’ Want zodra er weer gespeeld kan worden, wordt er weer gespeeld. Desnoods met een camera in plaats van een volle zaal.
De jeugd heeft de toekomst, maar ze houdt haar hart wel vast voor die toekomst. Zonder cultuur kunnen we niet leven, maar je moet er als jongere wel van kunnen leven. Om haar eigen boterham maakt ze zich geen zorgen, maar ze zal toch eens opgevolgd moeten worden?
‘Ik kan niet voor eeuwig blijven keten natuurlijk!’
Nee, dat kan niet. Maar ik zou willen dat voor sommige mensen een uitzondering zou worden gemaakt.