Hakkeschoentjes

Ik kocht vorige week een paar hakken. En dan niet zomaar een paar, maar van die hakken die komen in een mooie glimmende doos met daarin stoffen slofjes om ze te beschermen, een speciaal tasje om ze in te vervoeren en een ‘motivational’ kaartje (“She who dies with the most shoes wins!”) om de aankoop goed te praten. Nu vond ik dat dit laatste niet nodig was, aangezien ze voor de helft van de prijs in de sale waren. Bovendien, werd het niet eens tijd dat ik ook eindelijk eens zo’n ‘paar schoenen die iedere vrouw in de kast moet hebben staan’ aanschafte?

Hakken, high heels, pumps, stiletto’s of – zoals ik ze vroeger noemde – ‘hakkeschoentjes’. Vroeger droomde ik ervan. Het liefst van die glanzende en dan met kanten sokjes erin. Vooral het geluid dat ze maakten vond ik prachtig. ‘Klik klak klik klak’. Als een echte dame over de straten.

Ik bleek echter toch meer een sneakermeisje te zijn. Of, in ieder geval, een ‘comfortabele schoenen meisje’. Want dat geklikklak door de straten klonk dan misschien wel leuk, maar praktisch is anders. En kanten sokjes geven ook lang niet iedere outfit het cachet dat het nodig heeft.

Maar toch, stiekem, als ik weer eens met mijn gympies onder een rokje een dame op minstens 5 centimeter hoogte voorbij zag komen, dan voelde ik het weer. Het gevoel hoe een schoen van een meisje een dame kan maken. Hoe door het geluid van de hakken op de tegels een bepaalde elegantie vrijkomt. De benen langer, het loopje koketter. De vastberaden doch nonchalante sexy uitstraling zonder dat het ordinair wordt (mits op de goede manier gedragen uiteraard). Dat heeft niks met een praktische insteek te maken, maar puur met het feit dat iedere centimeter zorgt voor een upgrade in vrouwelijkheid.

En het is niet dat ik een upgrade nodig heb (al doet mijn minuscule voorgevel wellicht anders vermoeden). Of dat ik meer bevestiging nodig heb op dat vlak. Ik denk zelfs niet dat ik ze dagelijks ga dragen, want tja, mooi is leuk maar praktisch is nog steeds anders. Misschien kocht ik met die schoenen dan ook niet zozeer een stukje zelfbevestiging maar eerder de bevestiging van het droombeeld dat ik als kind had: dat echte vrouwen hakkeschoentjes dragen.

En misschien is dat wel de reden dat de meeste vrouwen zo’n paar in de kast hebben staan. Als verwezenlijking van kleine meisjesdromen. En dromen zijn nou eenmaal niet praktisch, die zijn mooi. En komen het liefst in een glimmende doos en met een paar kanten sokjes.

Grap sla

‘Wat als je salade grappen blijft maken?’
Het was met dit bericht dat ik gisteren op Twitter werd geconfronteerd. In de desbetreffende post stonden verschillende foto’s afgebeeld van allemaal dames die breed lachend een salade aan het eten waren. Foto’s die er op zichzelf staand niet eens zo gek uitzien (immers, het waren reclamefoto’s en in reclames lachen mensen voor de verkoopcijfers altijd), maar gezamenlijk voor een ietwat vervreemdend effect zorgden (waarom is het nodig om het eten van salade aan te prijzen als iets dat grappiger is dan naar cabaret gaan?)

Wat me echter misschien nog wel meer in het oog sprong dan die blijkbaar grappige salades, was het feit dat alle mensen die er lachend boven hingen, vrouwen waren. Goedlachse, mooie vrouwen, die met een zelfverzekerde ‘kijk mij eens gezond doen’-glimlach salade eten alsof er niets mooiers bestaat in deze wereld. Nu kan ik me best voorstellen dat het fijn is om je gezond te voelen, maar over het algemeen kijk ik toch blijer als ik een biertje in mijn hand heb, dan wanneer ik een bakje sla met koffie(?! – over foute grappen gesproken, welke reclamemaker heeft die combinatie verzonnen?) voor me heb staan.

Het probleem is echter dat de goedlachse bierreclames aan een andere doelgroep is voorbehouden: de mannen. Terwijl wij moeten luisteren naar de grappen en grollen van de Lollo Rossa, trekken zij er al schouderkloppend  en schaterlachend nog eentje open. Want bier is voor mannen en sla is voor vrouwen. En daar kun je grapjes over maken, maar het is uiteindelijk wel waarheid als een koe.

En ja, uiteraard zijn hier al verschillende onderzoeken aan gewijd. Er is onlangs zelfs een ‘Unstereotype Alliance’ gelanceerd door de VN. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat wij vrouwen ons moeten settelen voor hilarische salades, terwijl mannen voor de televisie pizza mogen snijden met hun cowboy boots. Dat moet met naaldhakken ook prima kunnen!

En omdat ik de beroerdste niet ben en graag een steentje bij wil dragen aan het bevorderen van emancipatie en gelijkheid, bied ik mij bij deze gratis aan als biermodel. En dan niet voor een radler of zo’n ‘vrouwenbiertje’, maar gewoon voor een écht pilsje. Of, als we dan toch stereotiep-doorberekend bezig zijn, een speciaalbiertje. En nee, dan niet hübsch in een dirndl jurkje met tieten zo groot als pullen, maar gewoon als onszelf. Ik ken zelfs nog wel wat andere goedlachse dames die ervoor te porren zijn.  En als je ons dan na dat bier ook nog een beetje goed te eten geeft, willen we zelfs nog wel even om je grapjes lachen.

De eenzame bankjesfabriek

Vroeger, als we als kinderen ruzie met elkaar maakten, dan wilden we bij wijze van discreet uitschelden nog wel eens roepen ‘Ja, en jouw vader is zeker directeur van een ventieldopjesfabriek!’

Waarom we dit exact riepen en waarom we dachten dat dit een doeltreffendere uitspraak was dan gewoonweg ‘klootzak!’, dat is me twintig jaar later nog steeds een raadsel. Wat me wel altijd aan deze uitspraak is bijgebleven, is die bewuste ventieldopjesfabriek. Ik weet dat deze vast niet in een hoedanigheid met directeur en al bestaat, maar toch…er moet iemand zijn die ventieldopjes maakt. Of ze op zijn minst ontwerpt (en daarbij steeds weer probeert op zoek te gaan naar betere, sterkere en meer aerodynamische modellen).

En als er dan zo’n ventieldopmannetje (of vrouwtje of genderneutraaltje) bestaat, dan zouden er ook mensen moeten zijn die nadenken over de haren van een afwasborstel. De juiste plaatsing en stugheid van de haren is namelijk cruciaal voor een al dan niet blinkende vaat. En wat dacht je van mensen die zich buigen over broodclipjes? Of mensen die innoveren op het gebied van hagelslagstrooituitjes? Er zullen zelfs mensen zijn die hun bankrekening vullen met de doorontwikkeling van bh-beugels.

Het meest benieuwd ben ik echter naar die mensen achter de bankjes. Die eenzame bankjes die je zo nu en dan bij tweederangs groenstroken ziet staan. Of in plantsoentjes die ooit plantsoenen waren, maar door uitbreiding van de stad nu zijn teruggedrongen tot een strookje gras met drie struiken en twee luttele bomen. En dan dus dat bankje. Dat ene bankje dat er ooit is neergezet met, ik mag aannemen, het doel er mensen op te laten zitten.

Maar dat zitten gebeurt dus nooit.
Nee, de eenzame bankjes zijn er niet om op gezeten te worden. Ze zijn er om, tja, waarom eigenlijk? Dat zou ik dus wel aan die mensen willen vragen. Aan die bankjesmensen die daarover na hebben gedacht. Want iemand moet toch hebben besloten dat op die bewuste plaats een bankje moest komen? Omdat dit bijvoorbeeld zo gezellig en uitnodigend oogt. Of omdat het op zijn minst de suggestie wekt dat je er zou kunnen gaan zitten.

Het probleem met de bankjes is echter dat ze op plekken zijn gezet waar je, zelfs als je het zou kunnen, niet eens zou willen zitten. Omdat de gezellige zit-suggestie teniet wordt gedaan door een minder gezellige zit-omgeving. Ingeklemd tussen twee N-wegen bijvoorbeeld. Of op een stukje gras naast een anoniem grafmonument met een hek eromheen.

Eén keer heb ik getest hoe het zou zijn om daar op zo’n eenzame bankjesplek mijn boterham op te eten. Ik moet toegeven; het zat best lekker, maar ondanks die goede zit kon ik toch mijn draai niet vinden en heb ik mijn boterhammen uiteindelijk ergens anders opgegeten. Conclusie: met het bankje an sich is niks mis (daar is door bepaalde mensen wel goed over nagedacht), maar met de plaatsing ervan is het hopeloos mis gegaan.

Tenzij, die bankjes dus met voorbedachte rade zo geplaatst zijn. Dat ze van begin af aan al het doel hadden om eenzaam te zijn en nooit in aanraking zouden komen met zweterige fietsbillen of verloren stukjes salamiworst. Laat staan met lege blikjes energy drink. En geloof mij, als zelfs de hangjongeren wegblijven van je robuuste postuur, dan ben je als bankje wel echt de mislukking onder de edele zitplekken der openbare ruimte.
Dan had je dus eigenlijk veel beter het haar op een afwasborstel kunnen zijn of zelfs dat kleine doch onmisbare ventieldopje.

En dan blijkt, dat we het als kinderen al die tijd bij het verkeerde eind hebben gehad. Want directeur zijn van een ventieldopjesfabriek is helemaal niet erg. Als je vader directeur is van de eenzame bankjesfabriek, dán moet je je pas schamen!