‘Het lijkt wel of we bij een ouderavond zitten’, fluister ik zachtjes terwijl ik om me heen kijk.
‘Dan zijn er wel meer moeders dan vaders’, fluistert S. als eenzame man naar me terug.
‘Logisch toch? Volgens mij zijn moeders altijd meer geïnteresseerd in het gedrag van hun kinderen en willen vaders eigenlijk vooral voetballen met ze.’
Een kat is geen kind, schreef ik ooit, maar nu ik hier zit in dit lokaal weet ik het even niet meer zo zeker. Maar liefst dertig kattenmama’s en enkele verdwaalde poezenpapa’s hebben zich op deze maandagavond vrijwillig aangemeld om zich te laten voorlichten over het thema ‘kattengedrag’. Geen grap, maar een serieuze zaak. En terwijl de laatste mensen binnendruppelen voel ik langzaam een soort van opwinding opkomen die vergelijkbaar is met wanneer je vroeger je rapport uitgereikt kreeg. Wat zijn de cijfers die ik heb gekregen? Heb ik het goed gedaan of niet?
‘Als we het over katten hebben, dan hebben we het vaak over eigenwijze dieren. Beesten die hun eigen gang gaan, die geen baas hebben maar personeel, en vooral doen wat ze zelf willen.’
Ik gniffel en kijk S. vanuit mijn ooghoeken aan. Ik hoef maar naar zijn mondhoeken te kijken om te zien dat hij aan hetzelfde denkt als ik. De groene stoel. De groene goedkope kringloopstoel die uiteindelijk een luxe kattenmand bleek te zijn. We hebben er allebei nog niet in kunnen zitten, omdat hij vanaf het eerste moment ingelijfd werd door de kat. Net zoals dat ene krantenartikel dat je probeert te lezen. Of je favoriete plek op de bank. Waar de kater zijn kattenkont rust, daar blijft hij onverbiddelijk zitten.
‘Maar, katten zijn niet zo dom als je denkt. We dénken vaak dat je katten niet veel kan leren, maar wat denk je dat jíj je kat al allemaal hebt aangeleerd? Ze weten wat ze moeten doen om eten te krijgen, ze weten wat ze moeten doen om je aandacht te krijgen… Dit is allemaal aangeleerd gedrag. Een kat in het wild zal niet zo snel miauwen, maar een kat in huis weet dat geluid maken juist de beste manier is om iets gedaan te krijgen.’
Nu is het S. zijn beurt om mij aan te kijken en te weten wat ik denk. De kat en de slaapkamer. Vanaf het eerste moment dat we de kat namen was S. heel duidelijk: ‘Géén beesten in de slaapkamer!’ Dat hebben we welgeteld één week volgehouden. Na zeven slapeloze nachten met gekrab en gemiauw aan de deur hebben we het als inconsequente moedeloze ouders opgegeven. Ons bed is nu ook zijn bed en ons hoofdkussen zijn hoofdkussen.
Gelukkig blijkt onze aandachtsmauwer vergeleken met andere katten een voorbeeldkindje te zijn. Met het startschot van de ‘zijn er nog vragen’ ronde vliegen de opvoedkundige kwestie over tafel. Er zijn katers die tegen hun eigen personeel sproeien, poezen die kasten kapot krabben, kittens die tegen alle plantenspuiten in dat ene hoekje van de kamer blijven kiezen om als toilet te gebruiken. Supernanny Jo Frost zou er haar handen vol aan hebben.
Wanneer we ’s avonds thuis komen met een stapel gedragsfolders en allerhande tips en weetjes, treffen we onze kat aan op de plek waar we hem al hadden verwacht: de groene stoel. De oortjes rustig naar voren, de rug ontspannen, tot….wij op de bank ploffen. Met een vliegende vaart sprint hij van de stoel richting de bank en rust zijn kattenkont op de plek waar hij het aller-állerliefst zit: mijn schoot.
Terwijl op mijn bovenbenen een bolletje wol tevreden spint kijken S. en ik elkaar aan. We mogen dan misschien niet de meest perfecte of consequente kattenouders zijn, één ding is zeker: als het aan de kat lag, gaf hij ons een tien op ons kattenrapport.