Reiswee

Het begint al op het moment dat je het vliegveld op komt lopen. Er hangt een bepaalde spanning in de lucht. Mensen met koffers en onbekende bestemmingen. Het ruikt naar vrijheid. Naar verhalen. Naar avontuur.

Avontuur dat begint zodra de stoelriemen zijn vastgeklikt. Een vacuüm van niets ligt voor je. Nog even kijk je uit het raam. Over een paar uur zal het grijze uitzicht vervangen worden door een nieuwe wereld. Het is als de magische deur met glittergordijn bij de mini-playbackshow van vroeger. Je voelt de kriebels in je buik toenemen. Beneden wordt de wereld steeds kleiner. Net zolang, totdat deze opgaat in het niets en het enige wat je kan doen is, wachten tot een nieuwe wereld achter de wolken tevoorschijn komt.

De eerste indrukken komen als een deken vol geur en kleur je poriën binnen. Het ruikt anders, het voelt anders, het klinkt anders. Met je hoofd in een andere tijdzone voel je een zwoele lentebries langs je wangen strijken. Even sluit je je ogen en laat je de nieuwe indrukken bij je binnenkomen. Je voelt je moe en opgewonden tegelijk. De opwinding wint het totdat het je is gelukt in een vreemde taal in een vreemde stad je bed te vinden. Je sluit je ogen en weet…het is begonnen!

De weken daarna is als een explosie voor al je zintuigen. Niet alleen de omgeving is anders, maar ook jij voelt je anders. Het is alsof je lijf deze nieuwe wereld langzaam absorbeert en deel van je laat uitmaken. Alles gaat in het kwadraat. De leuke, maar ook de minder leuke momenten. Toch weet je ook die momenten (de lange busritten, de diarree, de muggenbulten) te koesteren.

Ondertussen lijkt thuis als een herinnering naar de achtergrond te vervagen. Hoewel je weet dat het punt langzaam dichterbij komt dat deze vertrouwde wereld weer bij je aanklopt. Maar nu nog even niet. Nog heel even niet. Laat me nog héél even aan deze kant van dat glittergordijn zijn. Zelfs als ik weet dat aan de andere kant het bed zachter, het brood bruiner en de muggen kleiner zijn. Heimwee heb ik zelden. Reiswee daarentegen…

Dat is het gevaar met glittergordijnen. Als je er eenmaal doorheen bent geweest en de andere kant hebt gezien, is de kans groot dat je de rest van je leven als ekster verslaafd bent aan avontuur. En de kriebels die je daarvan krijgt, die zijn groter dan de grootste muggenbulten.

Kansloze hippie

“Zouden jullie niet eens een betere auto willen?”
Vol ongeloof kijkt mijn zusje mij vanaf de achterbank in de achteruitkijkspiegel aan. Even kijken we elkaar aan en zie ik wat zij ziet. Hoor ik wat zij hoort. Het gepruttel, de kleine roestvlekjes, de deuren die niet automatisch op slot kunnen.

Daarna kijk ik opzij. Eén seconde is genoeg om te weten dat het antwoord naast mij hetzelfde klinkt als dat wat zonder nadenken uit mijn mond komt.
“Nee”

Nee. We hoeven geen betere auto. Nee, ook niet als deze het begeeft.
“Maar het is toch lekker een beetje meer luxe?”, proberen de ogen op de achterbank ons te overtuigen. “Voor een paar duizend euro heb je echt wel een hele mooie auto. Net zoals die van mij.”

Naast mij wordt het gaspedaal ingetrapt. Het gepruttel wordt luider overstemt de kansloze overtuigingsrede.

“Zou ze ons gekke hippies vinden?”, vraag ik als we thuis zijn.
“Eerder kansloze sloebers”, klinkt het op de tweedehands Klippan bank naast me.
Ik kijk naar de vlekken op de paarse bekleding. Dat krijg je als je zelf bankhoezen verft met kuipjes uit de wasmachine. Limited edition, noemen we het maar. Net zoals de eetkamerstoelen die allemaal hetzelfde maar toch net weer een tikje anders zijn.

Ik kijk de kamer rond. Van de oude tafel van mijn ouders naar het kastje van de kringloop. En van de DIY oudroze geverfde salontafeltjes met kringen erop tot het doffe imitatie-zilveren dienblad met het lege sodablikje en de neproosjes erin. Design voor dummies of ‘het-is-eigenlijk-gewoon-oud-maar-we-noemen-het-vintage’.

“Wat is eigenlijk het duurste wat we ooit samen hebben gekocht?”, vraag ik terwijl ik naar onze overgenomen parketvloer kijk. Donkerbruin zou nooit mijn eerste keuze geweest. En de kwaliteit laat ook wel wat te wensen over. Maar ach, nu we er alweer vier jaar zitten ben ik er eigenlijk wel aan gewend geraakt. Net zoals schrootjes aan de muren op de gang en grijze vloerbedekking op de trap en de overloop. Sommigen zouden ervan gruwelen, ik zie het echter niet meer. Het hoort nu eenmaal bij het huis en om nou geld te gaan spenderen aan nieuwe trapbekleding?

“Vliegtickets.”
“Wat?”
“Vliegtickets. Je vroeg waar we ooit het meeste geld aan uitgegeven hebben samen. Nou, dat waren vliegtickets.”

Ik zucht.
Stelletje hippies die we zijn. Stelletje kansloze onvolwassen pubers.
Terwijl om ons heen de koophuizen worden ingericht met loungebanken en complete serviessets, spenderen wij onze avonden op een stoffen IKEA tweezits en maken we ruzie om die ene lepel die van alle afwijkende exemplaren het lekkerst de havermout uit de pan schraapt. Om vervolgens in ons pruttelende koekblik naar Schiphol te rijden en daar in het vliegtuig te stappen naar God weet waar.

Ik kijk naar de schrootjes. En naar de reisfoto’s op het toilet.
Ik denk aan de vraag. En aan de ogen van mijn zusje.
En realiseer me dan de rijkste kansloze hippie te zijn die er is.

Argentinië is geen Oostenrijk

“Dag lieverds, hier weer even een berichtje van ons. We zijn net aangekomen na een busreis van 20 uur en zijn net op de bonnefooi een hostel ingestapt. Ja, jullie lezen het goed! Ok, wel op een tweepersoonskamer (dat had wat ons betreft niet gehoeven hoor. Hartstikke gezellig met die jongelui op een kamer!), maar heerlijk hier. Het stadje ziet er wel wat anders uit dan we ons hadden voorgesteld. Maar goed, Argentinië is dan ook geen Oostenrijk.”

Ouders. Er komt een moment dat je ze los moet laten. Dat je inziet dat ze meer zijn de mensen die jou hebben verwekt (al dan niet per ongeluk). Dat het mensen zijn die op eigen benen kunnen staan. Dromen hebben. En die ook uitvoeren. Of je nu wil of niet.

En dus zijn mijn ouders vorige week vertrokken naar Zuid-Amerika. Niet voor een vakantie van twee weken. Nee, ze wilden op reis. Écht op reis. Twee maanden. Met een rugzak. Rondtrekken. Backpacken.

Je zou het een midlife-crisis kunnen noemen. Een bevlieging. Maar aangezien ze dat stadium als zestig-plussers toch inmiddels al wel achter zich zullen hebben gelaten, had ik al zo’n voorgevoel dat dit wel eens menens zou kunnen zijn. Ik grapte nog even met geraniumangst en pensioenschrik, maar toen nog geen week later de Lonely Planet in huis werd gehaald wist ik: ‘this is serious business’.

En serious business it was. Dat ondervond ook mijn vader toen mijn moeder heel stellig riep: “Maar dan wil ik ook wel écht als een backpacker op reis. Zonder plan. Op de bonnefooi.”
Langzaam zie ik mijn vader wit wegtrekken. Als oud-marinier mag hij dan doorwinterd en bereisd lijken, zodra bij hem de woorden ‘zonder plan’ en ‘bonnefooi’ doordringen, springen acuut al zijn angstzweetkanalen open. Orde en regelmaat. Dat is wat hij is gewend. Geen plan A zonder plan B. En liefst nog een plan C voor ‘je weet maar nooit’. Een ware structuurfetishist. ‘Plezier in plannen’, zoals hij het zelf noemt. Maar dit keer dus niet. Moeders wil is wet. Geen standaard abc’tje. Ze gaan op reis. Écht op reis.

En dus zwaaiden we ze vorig week uit. Met hun backpacks, bergschoenen en afritsbroek (‘Die zijn zo praktisch! En je hebt twee broeken voor de ruimte van één!’) Klaar voor het grote avontuur.

Het avontuur dat al meteen begon toen bleek dat ze met hun telefoons geen gebruik konden maken van het netwerk in Zuid Amerika (‘Terwijl je vader dit nog zó goed had uitgezocht!”) Gelukkig blijk je per whats-app ook prima te kunnen bellen en is er nog altijd e-mail om steeds van iedere locatie de contactgegevens door te geven (“Je weet immers maar nooit!”).

Ondertussen zijn de eerste foto’s van kort afgeritste broeken al verschenen en lijkt zelfs mijn vader zich zo aan zijn nieuwe omgeving aan te passen dat hij al een heuse hipsterbaard heeft laten staan (wat volgens mijn moeder niet meer dan een goedkope tactiek is om korting bij hostels te krijgen). Dat ze veruit de oudsten zijn in de hostels waarin ze verblijven lijkt ze niets te deren. Met een kekke kleurige indianentas om je schouder voel je meteen dat reizen verbroedert.

En het angstzweet van mijn vader? Dat lijkt te zijn opgedroogd en plaats te hebben gemaakt voor druppeltjes van geluk. Want als structuurfetishist op de bonnefooi op pad gaan? Dat betekent gewoon dat je iedere dag weer mag plannen wat je morgen gaat doen! Als dat geen feest is weet ik het ook niet meer! Zelfs als Argentinië toch niet helemaal op Oostenrijk blijkt te lijken.