Stralen als Jeroen van der Boom

‘Noem me maar gewoon Jeroen van der Boom’

Daan kijkt mij met stralende ogen aan. Ik moet toegeven dat hij zijn best heeft gedaan. De kleding, het haar…het klopt allemaal.

‘Kijk, ik heb zelfs op de poses van Jeroen geoefend!’

Stoer steekt Daan zijn handen in zijn zakken, gaat een tikkeltje nonchalant staan en houdt zijn hoofd schuin opzij. ‘Sprekend!’, zeg ik. En ik beloof hem strakjes aan te kondigen zoals hij dat graag wil.

Ondertussen wordt op het podium druk geoefend. Een groep van 6 meiden met lila shirts en roze boa’s zingt uit volle borst mee met de Hazes versie van ‘Een glimlach van een kind’. Achteraan de groep staat één jongen. Met de boa om zijn nek gedrapeerd staart hij gefascineerd naar boven, naar het schouwspel van het veranderende theaterlicht. Hij wiegt mee met de muziek maar zijn hoofd is ergens anders.’Ja, hij is soms nogal onbereikbaar’, zegt de begeleidster van de groep. Ik kan er alleen maar naar kijken en glimlachen.

Ook in de zaal is het één groot feest. En dan te beseffen dat dit pas de generale repetitie is. Er wordt geklapt, gejuicht, gelachen, gehuild. Niemand houdt zich in. Zowel op als naast het podium. Alles is puur en oprecht. Valse noten deren niet en om de synchroniteit van de danspasjes maakt niemand zich druk. Iedere deelnemer wordt na zijn of haar optreden van het podium onthaald als een echte artiest. De knuffels en handkusjes zijn niet van de lucht. Het is als een grote muzikale groepshug.

‘Soms heb ik er wel een beetje moeite mee hoor’, zegt de moeder van Daan. ‘Ik weet hoe leuk hij het vindt en hoeveel plezier hij eraan beleeft, maar ik kan toch niet ontkennen dat het soms een beetje voelt als aapjes kijken.’

Terwijl op het podium Eva een beetje schuchter en act opvoert compleet in Star Wars pak, kijk ik de moeder van Daan aan. Ik begrijp wat ze bedoelt en kan me voorstellen dat ze de tegenstrijdig herkent. De pijn dat jouw kind niet is zoals alle anderen. De vreugde om te zien hoeveel plezier je kind aan iets beleeft. Maar ook de schaamte. De volle uitbundigheid die wel eens als lachwekkend zou kunnen worden ervaren. Die in de ‘gewone’ wereld ook als lachwekkend zou worden bestempeld. Als belachelijk misschien.

Maar vandaag is niet de gewone wereld. Vandaag is hún wereld. Een wereld vol boa’s, glitters, spotlights en prijzen. Een wereld waarin zij de ster zijn en iedereen winnaar. Een wereld waarin zij binnen de theatermuren de standaard zijn en wij de buitenstaanders. De ‘gewone’ mens die zou willen dat ze ook zo onbegrensd en vol plezier zou durven doen waar ze plezier in heeft. Want als iemand dat kan, dan zijn zij het.

Het zaallicht gaat uit. De podiumlampen gaan aan.
Vandaag is niet gewoon. Vandaag is speciaal.
Vandaag is Daan Jeroen van der Boom.

Fladderen in de peepshow

“Hallo, ik ben Sanne en ik ben aandachtsgeil.”

Bovenstaande zin zou zomaar de opening van een foute Bouquetreeks-roman kunnen zijn. De start van een verhaal waar de spanning van het podium druipt, het decor een peepshow is, en wordt afgesloten met een daverend applaus dat als een siddering van een orgasme door de zaal gaat.

Helaas kunnen niet alle verhalen als een dergelijke roman worden opgeschreven. En hoe graag ik het ook zou willen en hoe hevig ik er ook naar verlang, de zin markeert niet de start van een spannend avontuur. Sterker nog, de woorden die bovenaan dit stuk staan geschreven vormen de kernzin van een saai alledaags verhaal waarin alle lust en geilheid juist teniet wordt gedaan. Een zogenaamde anti-climax.

Want het is nou eenmaal de nuchtere waarheid als een koe: Sommige zinnen kun je als geboren en getogen Nederlander maar beter niet hardop zeggen. Net zoals je als tienjarige maar beter niet te vaak je vinger in de klas kan opsteken, als er gevraagd wordt of iemand nog wat leuks weet voor de weekafsluiting. ‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.’ Het is een mantra dat velen van ons al vroeg wordt aangeleerd. Immers, meedoen aan een toneelstukje is leuk, maar boven het maaiveld uitsteken doe je maar op een andere, iets minder aanstellerige, manier.

Best lastig, als je als kind vol opwinding en prikkels zit. Als je stuitert van spanning en het maaiveld je stiekem niet hoog genoeg kan zijn. En je er zelfs van droomt dat er een podium is dat nóg horen is dan het maaiveld. En duimt dat je wens om dat podium te beklimmen groter is dan de angst om er weer keihard van af te donderen. Ook al kun je misschien nog niet vliegen en zul je misschien nooit een hoogvlieger worden. Het feit dat je voelt dat je vleugels hebt, is voor jou genoeg om het in ieder geval te proberen. Omdat je weet dat de ontlading nog bevredigender zal zijn dan de spanning die ermee gepaard gaat.

Dus fladder je rond. Onbezorgd en onbeschadigd. Wat verlegen op sommige vlakken, maar is de eerste keer niet voor iedereen spannend? Je durft wel. Ook al is het nog niet prefect. Dat maakt toch niet uit? Als verlangen en overgave aanwezig zijn, dan volgen hoogtepunt en climax vanzelf.

Maar naar dat punt toewerken is er niet bij. De normale wereld is namelijk geen peepshow. En fladderen is alleen voorbehouden aan de echt flamboyante vogels en de bijzondere exemplaren met speciale veren. ‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.’ Naarmate ik ouder word, worden mijn vleugels steeds een stukje korter gewiekt, totdat ik besef dat ik me er misschien gewoon maar bij neer moet leggen, dat ik eerder een kip ben dan een kaketoe.

Het is dan ook niet zo vreemd dat mijn geile aandachtslust door de jaren heen aardig is opgedroogd. Dat krijg je ervan als iedereen om je heen het missionarisstandje uitvoert. Dan ga je vanzelf denken dat dit de enige manier is om je behoeften te bevredigen.
En natuurlijk flirtte en experimenteerde ik wel eens. Plakte ik stiekem wat kleurige veren op, om te voelen hoe het zou zijn al pauw. Maar ik merkte dat ik het vliegen verleerd was. Dat ik het vrije fladderen niet zomaar meer durfde. En dat terwijl ik er zoveel behoefte aan had! Dat mijn wil om het te durven in kleine stapjes groter groeide dan mijn angst om te vallen. Niks ‘doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’. Ik wil niet naast het podium staan, maar erop. Ín de spotlights van de peepshow!

Het kan soms lang duren; de weg naar een hoogtepunt. Maar als je eenmaal weet welke knoppen je moet gebruiken, ben je al een heel eind. Stukje bij beetje leer ik mezelf weer overgeven. Durf ik toe te geven aan mijn driften en pak ik hier en daar een vliegles. En wat blijkt? Ik kan best vliegen! Wat zeg ik? Ik durf zelfs ook wel hoger dan de rest! In mijn koppige kippenkop zit namelijk nog steeds dat lelijke jonge eendje, dat stiekem gewoon gelooft ooit best een aardige zwaan te kunnen worden. Als ik mijn nek maar durf uit te steken boven dat maaiveld, en mezelf ervan kan overtuigen gewoon lang niet altijd gek genoeg is. Waarom zou ik mij moeten schamen voor mijn aandachtsgeilerij? Omdat het oppervlakkig is? Onnodig en excentriek?

Ik zal je eens wat zeggen: ik zou willen dat ik nóg geiler was. Dat ik de vleugels van mijn podiumbeest echt los zou kunnen knippen. Vanuit mijn kooi het maaiveld in. Flirten, fladderen én vliegen. Niet normaal en nooit gek genoeg. Want waarom een figurant spelen in een saai verhaal, als je ook de hoofdrol kunt hebben in je eigen spannende avontuur? Misschien wordt het tijd dat ik zelf die Bouqutreeks-roman maar eens ga schrijven.

5531964116_9322d45cd2_b