Huisdieren geef je niet cadeau.
Sinterklaas had hier echter lak aan toen ik op zevenjarige leeftijd twee cavia’s in een kooi vond tijdens pakjesavond. Eentje voor mij, eentje voor mijn zusje. Het stond dan ook duidelijk op ons verlanglijstje geschreven: ‘Graag een caaviaa alstuublieft.’ Tegen zoveel beleefdheid was de Sint niet opgewassen.
Mijn zusje noemde die van haar Belle, maar aangezien ik weigerde die van mij Beest te noemen, werd het Platvoetje, naar de gelijknamige dinosaurus in de tekenfilm waar ik zo hard om moest janken.
Ja, ik was een gevoelig kind. En toen mijn zusje haar huisdiercadeau inderdaad binnen afzienbare tijd zat was en verruilde voor een pop die zelf kon poepen en plassen, stortte ik me als een toegewijde Foster Parent op beide cavia’s.
Groot was dan ook het verdriet toen bleek dat levende dieren vaak minder lang meegaan dan dieren van stof. En daar waar je aan een pluchen konijn nog wel een nieuw oor kan naaien, kon de dierenarts nu toch echt niets meer betekenen.
Nooit eerder had ik tranen met tuiten gehuild om een Sinterklaascadeau. En ik besloot, met het snot nog aan mijn mouwen, dat dit ook niet meer zou gebeuren.
Het jaar erop kreeg ik een Barbie.
Ik ben er nooit echt van gaan houden.
Maar ik heb er in ieder geval nooit om hoeven huilen.