Onlangs kwam ik door bekkenklachten in de wachtkamer van een chiropractor terecht. Wachtkamers zijn ruimtes die precies zo heten als waar ze voor bedoeld zijn: wachten. Zitten in een vacuüm van tijd, waarin je niks anders kunt doen dan tijdschriften lezen met kersttips van 2017 of ongemakkelijk voor je uit zitten staren samen met andere mensen die zich net zo ongemakkelijk voelen.
Ditmaal werd het wachtkamer vooroordeel echter doorbroken door een vrolijke ‘hallo mevrouw!’ bij binnenkomst. Een jongetje van een jaar of drie zwaaide me vrolijk toe. Naast hem zat zijn moeder. Een jonge vrouw met een knot in het haar, lichtroze blouse en een bruine rok tot net over de knie. Ze knikte en glimlachte naar me.
Aan de balie stonden twee mannen. Zo te horen sprak de oudste man geen Nederlands en had hij zijn zoon meegenomen om te helpen vertalen en een nieuwe afspraak voor hem in te plannen. Toen ze de deur uitliepen werden ook zij nageroepen door het jongetje. ‘Daahaag! Daahaag!’ De moeder lachte en de mannen lachten en zwaaiden terug.
Langzaam voelde ik me warm worden vanbinnen. Ik voelde dat ik geraakt werd door dit tafereel en dat ik bij mezelf dacht: ‘Wat mooi dat dit zo kan. Dat zulke mensen gewoon normaal met elkaar om kunnen gaan.’ Totdat ik me besefte wat een kromme en zelfingenomen gedachte dit eigenlijk was. En hoe vol van vooroordelen bovendien. Want waarom zouden zulke mensen niet normaal met elkaar om kunnen gaan? En wie zijn ‘zulke mensen’ dan eigenlijk?
Het warme gevoel maakte plaats voor schaamte. Een beetje triestheid bovendien. Triestheid over dat we blijkbaar nog steeds in een wereld leven waarin bovenstaande wachtkamertaferelen niet gewoon de alledaagse werkelijkheid zijn. En dat we ons er dus nog steeds over verwonderen. Met alle vooroordelen van dien.
Ik neem in de wachtkamers vaak een breiwerk of haakwerk mee. Zorgt voor leuke contacten altijd.
LikeGeliked door 1 persoon
Het is dat ik een handwerk-ramp ben, anders had ik dit een héél goed idee gevonden 😉
LikeGeliked door 1 persoon