“Ik geloof maar een beetje hoor.”
Het meisje slaat een handdoek om haar haren en knijpt haar zwempak uit boven het doucheputje. Haar ogen rood van het chloor en de afdruk van de badmuts met een rode striem op haar voorhoofd.
“Ik bedoel, we gaan niet naar de kerk of zo. Ja, met kerst maar dat telt niet echt.”
Het is half acht. De zwemtraining zit erop. Terwijl ze zich in de vochtige kleedkamer in haar skinny jeans probeert te wurmen stoot ze per ongeluk haar schooltas van het houten kleedkamerbankje.
“Maar ik zit natuurlijk niet voor niets op het Christelijk Lyceum. Anders was ik wel naar een openbare… Wat? Nee, ik weet heus wel dat niet iedereen bij ons op school gelooft.”
Ze draagt een gouden kettinkje met een kruisje. En witte Adidas gympen. Met de handdoek nog om haar natte haren verdwijnt het kettinkje in de kraag van haar spijkerblouse. De gympen worden – uiteraard – gedragen zonder sokken. Blote enkels zijn mode deze winter. God mag weten waarom.
“Maar als je gelooft dan weet hij dat heus wel. Dat is gewoon zo. Dat geloof ik.”
De deur van de kleedkamer valt dicht. Natte voetstappen blijven achter op de tegels.
Een nieuwe schooldag is aangebroken.
En ik? Ik denk aan God.
Zou hij ook een beetje in zichzelf geloven?