“Ik dacht dat jij niet zo van de museums was.”
Het is de toon in de stem die haar verraadt. Het ietwat hooghartige gecombineerd met het laconieke. De lichte irritatie gecombineerd met een vleugje ‘het kan me eigenlijk ook niet schelen.’ Het is niet de retorische vraag zelf, maar de manier waarop ze hem stelt die de barstjes blootlegt. Als het al geen barsten zijn.
De twee dames zijn ergens halverwege de zeventig. ‘Moeder-vriendinnen’, gok ik. Ooit door het lot van hun kinderen op het schoolplein bij elkaar gebracht, waarna ze met naschoolse koekjes en thee (en, als de vier in de klok was, een glaasje witte wijn) lief en leed met elkaar deelden. Hun kinderen groeide samen op, ze kenden elkaar partners, gingen wel eens samen uit eten en een paar keer per jaar met de trein op pad om iets leuks te ondernemen.
“Nee, als jij liever met de bus naar het centrum wil is dat prima hoor. Ik loop gewoon graag.”
De eerste barstjes kwamen toen de kinderen het huis uit gingen. En toen zij scheidde van en verhuisde. Daar waar hun levens eerst op één lijn leken te liggen, raakten ze langzaam maar zeker steeds meer van elkaar verwijderd. Paden kruisten steeds minder en zochten hun eigen weg. ‘Zo gaat dat’, dacht zij. ‘Toch jammer’, dacht haar vriendin.
Het is het verwateren van vriendschappen, waarbij de golven toch steeds weer naar het vaste land blijven trekken. Naar het fundament van wat eens was, naar de mooie herinneringen en de basis. Maar die basis brokkelt af. Hoe graag de golven ook willen, het eb lijkt het langzaam maar zeker van de vloed te gaan winnen. Een pijnlijk proces. Vooral als één helft van de vriendschap in al haar onschuld niet doorheeft wat er gaande is. Of het niet wil beseffen en dus uit alle macht maar water naar de zee blijft dragen.
“We hoeven niet te gaan hoor. Als je je zo verkouden voelt.”
Maar zij wil gaan. Ze negeert de blikken in de ogen tegenover haar die boekdelen spreken. Ze weet dat het over is. Misschien. Maar zolang ze deze middagen nog hebben. Zolang ze eens in de zoveel tijd weer gewoon samen op de trein stappen ‘om iets leuks te gaan doen’, houdt ze hoop dat het nog niet voorbij is. Houdt ze hoop dat iets wat eens was, misschien ook wel weer kan zijn. Vergeet ze de verschillen die tussen hen zijn gegroeid en de geschiedenis die littekens heeft achtergelaten. Spreken ze weer even elkaars taal en knipogen ze naar elkaar als het vier uur is en de fles wijn op tafel mag komen.
De trein stopt. Het eindstation is daar.
“Leuk tentje waar je wijn kan drinken? Sorry, ik heb besloten dit weekend niet te drinken.”
Tjonge die komt binnen 😦 wat heb je dat weer prachtig verwoordt
LikeGeliked door 1 persoon
Verwoord dus zonder t
LikeLike
Je reactie was er niet minder lief om 🙂
LikeLike
Mooi verhaal en soms heel herkenbaar.
LikeLike