Niks erger dan ziek zijn. Of nee. Herstel. Niks erger dan verkouden zijn (immers, niks erger dan mensen die ziek zijn en verkouden zijn door elkaar halen. Koorts is ziek. En anders, niet piepen, maar je neus snuiten – zo leerden wij dat vroeger thuis in ieder geval).
Dus. Niks erger dan verkouden zijn. Maar dan niet zomaar verkouden. Maar snótverkouden (of snipverkouden – snot of snip dat is me dan weer om het even). Zo’n verkoudheid die langzaam maar zeker bezit neemt van je lijf. Zo’n verkoudheid waarbij de contouren van je neus worden gemarkeerd door rafelige schilfers. Zo’n verkoudheid waarbij de randen van je ogen rood zijn van de tranen, en van de vermoeidheid van steeds weer een nies die zich opdringerig een weg naar buiten probeert te banen. Zo’n nies die je hoofd laat ontploffen. Omdat deze vol zit. Met snot. Snot dat zich op miraculeuze wijze zelfs een weg weet te banen in je spieren. Die net zo vol en zwaar en stijf voelen als na het volbrengen van een triatlon. Een hele.
En het erge is. Je kunt er niks aan doen. Ja, je probeert het natuurlijk wel. Bij die eerste kriebel. Dat eerste scheermesje in je keel. Een extra kiwi. Een glas met lauw zout water (niet om te drinken. Om te gorgelen. Met je neus dicht geknepen – als je dat per ongeluk niet doet weet je waarom). Maar natuurlijk helpt het allemaal niets. Het virus zit in je lijf en het bevalt hem daar wel. En voor je er erg in hebt, ben je veranderd van een energiek daadkrachtig veerkrachtig persoon in een hoopje lamlendigheid en ellende.
‘Ik heb geen tijd om ziek te zijn’, probeer je eerst nog heel recalcitrant. Maar hoe harder je het virus negeert, hoe harder het uiteraard terugslaat. En natuurlijk is het sterker dan jij. Wat dacht je dan? En terwijl het virus sterker wordt, beland jij in een positie waarbij er niks anders op zit dan je over te geven aan de bank, een extra vest en een ultramarathon ‘Ik vertrek’ (niks fijner dan leedvermaak om aan je eigen malaise te ontsnappen).
Het gekke is, dat deze positie een positie is waar je normaal gesproken best wel eens van droomt. Als je geen zin hebt in school, werk, stomme klusjes, e-mails van irritante mensen die er allemaal niks van snappen. Op zulke momenten lijkt er geen ultiemer geluk te bestaan dan ‘even helemaal niks’ en twee mensen die in Zuid Frankrijk een camping beginnen zonder ook maar één woord Frans te spreken (waarom, waarom, pourquoi?)
Maar ja, niet alle dromen die werkelijkheid worden zijn even mooi. En net zoals die twee mensen op die vervallen camping in Frankrijk met een gat van twintigduizend euro in hun budget zich afvragen waar ze ‘in godsnaam aan begonnen zijn’, vraag jij je af waarom je in godsnaam ooit wenste om een héle dag op de bank te spenderen. Nee, dan liever een leeg hoofd en een volle inbox met mails van irritante mensen die er allemaal niks van snappen.
Het allerergste is misschien wel, dat ondanks jouw lamlendige leed, de wereld gewoon door gaat. Met allemaal fitte, vrolijke mensen, zonder schilfer-neuzen en jank-ogen. Hoe miserabeler jij je voelt, hoe leuker iedereen het lijkt te hebben. Want natuurlijk zijn alle beelden op social media een afspiegeling van de werkelijkheid. En ben jij nu het uitschot van een maatschappij waar iedereen een groots, meeslepend en spannend weekend viert. Met je dekentje. Op de bank. Waarbij het hoogtepunt bestaat uit het moment dat die ene nies ein-de-lijk uit je neus ontploft (hetzij met een beetje hulp van een papieren zakdoekje waarmee je jezelf zojuist in je neus hebt gekriebeld – het moment van lamlendige schaamte ben je inmiddels al voorbij en, what the heck, deze methode helpt, dus waarom zou je het niet doen?)
Nee. Verkouden zijn en incasseren. Dat gaat niet zo goed samen. Ik word er opstandig van (voor zover dat gaat) en sacherijnig. Wat overigens niets helpt. Net zoals die klote kiwi’s die zogenaamd vol met vitamines zouden moeten zitten maar %$#& helemaal niks helpen! Dus.
Geef je je over. Aan het virus. En de lamlendigheid. Pak je toch nog maar een kiwi. Gorgel je nog wat. Kijk je nog even naar al die perfecte mensen op social media en kriebelt er dan een nies uit, zo hard, dat je hoopt dat de bacteriën de moed opgeven en denken ‘What the heck, ik vertrek!’
Heel veel beterschap
LikeLike