Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet

Ken je dat? Van die raadsels waarbij je iets moet zoeken dat je in eerste instantie niet ziet, maar zodra je het hebt gezien, je het niet meer niet kan zien?

Ik heb dat met twee lijnen op mijn hoofd.
Twee lijnen bovenop mijn neusbrug tussen mijn wenkbrauwen om precies te zijn.
Twee diepe groeven bovenop mijn neusbrug tussen mijn wenkbrauwen om nog specifieker te zijn.

Twee rimpels.
Niet van het lachen.
Maar van het fronsen.

Jazeker, u raadt het goed: een fronsrimpel.

Wanneer ik hem voor het eerst spotte weet ik niet meer. Het ironische is dat het vast op een moment zal zijn geweest dat ik mijzelf fronsend in de spiegel aankeek, waarna de frons gewoon in mijn gezicht bleef staan. Niet terug in de plooi. Niet terug in de onwetendheid van ‘ik heb het niet gezien’. Nee, in volle glorie van ‘Ha! En nu kan je niet meer terug!’

Zodra je het hebt gezien, kun je het niet niet meer zien.

Dus loop ik sindsdien rond met de constante aanwezigheid van de fronsrimpel in mijn leven. En het erge is, dat mij er druk over maken de boel alleen maar verergert. Hoe meer ik erover peins, des te dieper wordt de groef.
Dus bestrijd ik de ‘krater der denken’ met andere middelen. Zalfjes met Q-10 bijvoorbeeld. Of andere smeersels van de drogist waarvan ik wel mijn bedenkingen heb of het helpt, maar waarover ik tegelijkertijd ook weer niet durf te twijfelen, uit angst dat de frons dan nog groter wordt.

Ooit begreep ik niet waarom mensen botox namen. Nu ik het raadsel echter heb ontrafeld, lijken niet voor de hand liggende oplossingen ineens een reële optie. Net zoals het laten groeien van een onebrow en hopen dat de Sesamstraat-look in de toekomst echt heus wel een keer hip gaat worden.

De man snapt ondertussen niks van al die stress om iets dat er volgens hem niet zit. Hij heeft de puzzel duidelijk nog niet opgelost (of is te druk met zijn eigen ontdekking van het minder wordende haar bovenop zijn hoofd). Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.

Wat ik wel zie is dat ik niet de enige ben. Wat ik bij mezelf niet niet meer kan zien, zie ik ook bij anderen niet niet meer. Boven de dertig lijkt ieder zo met zijn eigen opgeloste vraagstuk rond te lopen. In de vorm van lijnen, groeven of terugtrekkend haar.

Ouder worden is geen raadsel. Het is een mop waarvan het einde vooraf al bekend is.
Verbaas u niet, verwonder u slechts. En trek daar je wenkbrauwen voor de zekerheid maar niet te hoog bij op.

De ontmoeting

Ineens was jij daar.
Van achter in de tuin zag ik je door de poort verschijnen.
Tuinfeest en t-shirts. Blikken en blozen.
Het moet een warme avond zijn geweest voor april.

Mijn eerste gedachte was: ‘Hé, die ken ik niet!’
Gevolgd door: ‘Hé, die wil ik leren kennen.’

Je kwam bij onze tafel staan. Daar kende je mensen.
Van mijn bestaan wist je nog niks. Van onze toekomst evenmin. Dit feestje was de proloog van ons verhaal. Een verhaal dat nog geschreven moest worden. Van witte sta-tafel naar wittebroodsweken, een klein wit autootje en een zwart met witte kat.
Je had nooit gedacht huisdieren te nemen.

De tuin werd verruild voor de kroeg.
Ik hoopte dat je mee zou gaan.
Wederom zag ik je door een deur verschijnen.
Je vroeg waar de jarige was. Ik gaf antwoord en je liep weg.
‘Dit was het dan’, dacht ik. Moment voorbij, kans verkeken. Goed idee, leuk verhaal, maar houd het maar bij een column in plaats van een boek.
Geen avonturen over wereldreizen, kabouterhuizen, cavia’s of talloze keren koude voeten tegen warme benen. De scheidslijn tussen kladpapier en bestseller ligt soms verscholen in één blik, één stap, één seconde.

Die ene seconde dat je tóch terug kwam.
En dat we spraken. Tot de lichten aangingen.
En dat we allebei wisten: dit is het begin.
Van iets moois? Van iets langs? Van iets waarvan we nog niet wisten hoe of wat?
Het verhaal moest nog geschreven en we hadden geen idee.

Ineens was jij daar.
En na 10 jaar ben jij hier nog steeds.

Première

Afgelopen week was ik voor het eerst in mijn leven bij een première. En dan niet zomaar een première van een lokale dansschool of toneelvereniging. Nee, een échte première. Zo eentje met rode loper en camera’s en allemaal belangrijke mensen en BN’ers.
En met mensen zoals ik: mensen die niet per se belangrijk zijn, maar zich als introducee toch even belangrijk mochten voelen. (Al was onze entree niet via de hoofdingang met de rode loper, maar discreet via het draaideurtje ernaast.)

Het voor het eerst bij een première zijn had iets spannends en opwindends, maar tegelijkertijd ook iets verwarrends en verontrustends. Ik was omgeven met allemaal mensen die ik wel ergens van kende, maar die tegelijkertijd compleet vreemden voor mij waren. En ik nog meer van hen.

Met een glaasje bubbels in mijn hand probeerde ik zo koel mogelijk te blijven onder het feit dat ik bijna stond armpje te wrijven met Anita Witzier en dat André van Duin voor mij aan de bar een kop koffie bestelde. En ja, ik weet, ook BN’ers zijn gewone mensen, maar op zo’n première gaat het niet om gewoon. Daar gaat het om kijken bekeken worden. Wie kent wie en wie staat waar in de hiërarchie.

Het lastige echter is dat de ranglijst niet alleen bestaat uit bekende koppen, maar ook uit theaterbazen, programmeurs en ander invloedrijk volk. Gezichten die je niet meteen zal herkennen, maar die potentieel wél heel belangrijk kunnen zijn voor je carrière. En dat is precies wat deze setting zo ongemakkelijk maakte: hoe onderscheid je het plebs van de daadwerkelijk belangrijke mensen? Helemaal als ze allemaal dress-to-impress zijn?

Ook ik. Want hoewel ik hiërarchisch gezien dan misschien ergens onderaan de lijst bungelde deze avond, ik had uiteraard wél mijn best gedaan dit met een overdaad aan glitters zoveel mogelijk te verhullen. Ik bedoel, een première is een première en ook het plebs pakt bij dit soort buitenkansjes graag uit.
Dus zag ik ze soms loeren. Zag ik ze soms kijken. Ken ik haar? Zou ik haar moeten kennen? Om vervolgens de blik af te wenden en op zoek te gaan naar ander invloedrijk bloed.

Andersom voelde ik de scheidslijn ook. Als ON’er een BN’er aanspreken of gewoon een welgemeend complimentje maken over een outfit? Tenzij je meteen door de mand wil vallen als hysterische fan: niet doen! Bij een première is niets zomaar welgemeend. Aan alles kleeft een zweem van belang.

Toen ik ’s nachts mijn glitter-panty uittrok, de laatste pailletjes uit mijn haar viste en in verwassen t-shirt in bed stapte, was ik blij dat ik naast iemand kon kruipen die er een hele andere ranglijst op nahoudt. En terwijl hij slaapdronken tegen me aan kroop en murmelde hoe lekker ik rook, voelde ik me voor heel even de belangrijkste persoon op aarde.