‘Zouden ze zich hier ook druk maken om de bosbranden in Australië?’
Terwijl ik de vraag hardop stel, weet ik het rethorische antwoord al. Langs mijn treinraam zoeven de bermen vol afval voorbij. Eens in de zoveel tijd verschijnt aan de horizon een zwarte rookpluim. De geur van verbrand plastic dringt mijn poriën binnen.
Op het plein waar we aankomen zitten aapjes in een kooi met – hoe ironisch – gevangeniskostuumpjes aan. Twee vrouwen maken een foto met een struisvogel. Verderop staat een pony met zijn twee voorbenen aan elkaar gebonden. Deze worden pas losgemaakt al een klein jongetje zijn vader zover heeft gekregen om een ritje te mogen maken.
Langs de straat zit een vrouw met kind. Op de stoep een man met een verminkt been. Een blinde opa gaat zingend door de straten. Het verkopen van pakjes losse tissues kan vast niet alle tranen drogen. Als ze nog de kracht hebben om tranen te laten.
Reizen maakt nederig. Juist de momenten die oncomfortabel zijn doen je des te meer beseffen hoe weinig we thuis te klagen hebben. En dat we dus de mogelijkheid hebben om ons zorgen te maken over iets als bosbranden aan de andere kant van de wereld.
Alles begint met welvaart, gezondheid en educatie. Pas als je dat hebt is er ruimte voor schaamte. Pas dan kun je de kracht die je hebt gebruiken om beter te weten.