Je hebt in dit leven twee soorten mensen.
Mensen die rustig met het trapje te water gaan om baantjes te trekken.
En mensen die het liefst een bommetje willen maken vanaf de hoogste duikplank.
En moge geen verrassing zijn dat ik tot de tweede categorie mensen behoor, maar dat betekent niet dat ik niet regelmatig van grote hoogte naar het veilige beneden staar, waar armen en benen zonder nadenken de vormen van potloden, ronde pannenkoeken en kikkerbillen nabootsen. Dit alles onder het rustgevende geklots van het water tegen het gootje aan de rand van het zwembad.
Het enige dat ondertussen boven aan die duikplank klotst, zijn mijn oksels. Druppeltjes zweet die zich als in een glijbaan een weg banen via mijn ribbenkast naar mijn knikkende knieholtes. Om over de klamme handjes nog maar te zwijgen.
Het is daarboven op die duikplank dat ik me vaak pas besef hoe hoog het platform zich daadwerkelijk boven het wateroppervlakte begeeft. En het is daarboven op dat torenhoge platform dat ik me vaak afvraag: waarom ook alweer dat bommetje?
Potlood, pannenkoek, kikkerbil.
Het leven kan zo eenvoudig zijn. Zo overzichtelijk.
Zo veilig.
En precies dan…
spring ik.