“Ik vind dat ze er wel een goede naam voor hebben gekozen: Lynch syndroom. Zou me inderdaad wel aardig gelyncht voelen als ik het blijk te hebben.”
Over kanker maak je geen grappen. Maar soms werkt humor nou eenmaal uiterst relativerend. En als er nog niks te huilen valt, dan kun je er maar beter om lachen. Want vijftig procent; dat kan zowel halfvol als halfleeg zijn. En dan nog hoef je het niet te slikken.
Ik ben nooit echt een ster geweest in wiskunde, maar kansberekening, dat kan ik nog wel. Dus toen mijn moeder mij gistermiddag belde met de positieve uitslag (die ik overigens meer negatief vond), wist ik: een halve taart kans dat het gen ook in mijn helft verstopt zit.
En dan ga je googelen. Uiteraard. Want ‘google is your best friend’, ook in tijden van mogelijke genen verstopt in taartpunten. En als ik die taart dan toch ga aansnijden, dan wil ik eigenlijk ook wel gewoon weten wat een ‘verhoogde kans op kanker’ betekent. Dat heeft uiteraard niks met hypochondrie te maken, maar puur met wetenschappelijke onderbouwingen van wiskundige berekeningen die uiteindelijk ook weer door gevallen van uitzondering en geluk keihard teniet kunnen worden gedaan.
Want kijk naar mijn oma, opperdraagster van het gen (weten we sinds kort). Zesentachtig jaar is ze inmiddels, rookt als een ketter, maar in haar taart zit tot nu toe gewoon slagroom in plaats van kanker.
Het hoeft dus niet.
Ophef over niks of ‘had ik het maar geweten’? Bij een kwart tot driekwart van de besmette taartpunten leidt het syndroom uiteindelijk tot ziekte. Dat is dus 25 tot 70 procent over de helft van je genen. Klinkt veel en weinig tegelijk. Het kan vriezen, het kan dooien. En je kan ook gewoon morgen onder een auto terecht komen (die kans is 1 op 623).
Of ik me laat testen? Ja, toch wel. Niet uit angst, maar uit nieuwsgierigheid. Omdat ik het toch graag wil weten. En omdat er dan in ieder geval extra controles uitgevoerd kunnen worden. Niet dat je daarmee alles kan voorkomen, maar je kan het in sommige gevallen wel voor zijn. En natuurlijk, dood gaan we toch en uiteindelijk allemaal. Maar als het even kan, eet ik mijn taart gewoon met slagroom en word ik liever niet gelyncht.