Ik had natuurlijk kunnen zeggen dat ik het deed om mijn burgerplicht te volbrengen. Dat ik met volle overtuiging mijn idealen een beetje wilde oppoetsen, zodat ik mijzelf daarna op de borst kon kloppen omdat ik dit ‘toch maar mooi gedaan had’.
De waarheid is echter dat ik het niet deed voor volk en vaderland. Maar gewoon, puur voor mezelf. En, oja, voor de vergoeding die ik ervoor kreeg. Daar eigenlijk vooral voor. Niks geen idealist. Gewoon een ordinaire graaier. Hoewel ik dat woord eigenlijk best wel goed vond passen bij het werk dat ik vanavond ging doen. Bij ‘graaier’ denk je tegenwoordig immers toch al snel aan bepaalde politieke personen. Dus wat dat betreft. Blijk ik toch gewoon een product van mijn eigen democratie.
‘Tellers gezocht’, stond er groot in de mail die ik via via kreeg doorgestuurd. Blijkbaar hadden meer mensen ingezien dat ik aan het einde van mijn geld van maart nog wel een stukje maand zou overhouden. Een klein gat dat prima met een avondje gebruik van mijn wiskundeknobbel opgevuld kon worden. Met als kleine kanttekening dat ik werkelijk nooit over een dergelijke knobbel heb beschikt. Ja, wiskunde A, dat begreep ik nog. Maar voor wie heeft onthouden wat wiskunde A inhoudt, weet dat dit stukje vooral gaat om kansberekening. En ik geloof nou niet dat ze met het tellen van stemmen zitten te wachten op een globale schatting van de kans dat de ‘Partij voor de Dieren’ in Veenendaal de grootste partij wordt. Dat is dan weer iets wat ik wél exact weet.
Precisie en nauwkeurigheid. Daar draait het om bij verkiezingen. Prognoses zijn leuk en Maurice de Hond is een aardige kerel, maar uiteindelijk willen we toch allemaal keiharde echte cijfers. En dat is waar wij op het toneel verschijnen: de tellers. Een serieuze taak. En zeker niet een die je zomaar toebedeeld krijgt (aldus de voorzitter van het stembureau, die zijn taak meer dan zeker serieus nam).
En voor wie nu denkt dat het tellen van simpel wat papieren vellen met rode bolletjes niet louter bestemd is voor de elite van deze bevolking; die hebben zich vast nooit door een gehele ‘stemmen-tel-instructie’ hoeven worstelen, inclusief een handleiding van 10 pagina’s, instructiefilmpje en test-je-kennis-vragen. Een eindexamen Wiskunde A is er niks bij. En voor wie weet hoe ik dat examen maakte, kan wel een grove schatting maken van hoe groot de kans is dat ik na deze toets met vlag en wimpel slaagde.
Gelukkig bleken ook ditmaal theorie en praktijk niet zo dicht bij elkaar te liggen als dat ik dacht. Net zoals politici wel eens wat roepen dat ze uiteindelijk niet waarmaken, zo gaat ook het stemmen tellen op een heel andere manier dan in het filmpje. Zo waren wij niet met 3, maar met 10 mensen (wat met dubbele verkiezingen en bijna 1000 stemmen in 2 gekleurde kliko’s in wiskundig opzicht zeer positief was). Daarnaast waren die mensen lang niet zo stoffig als dat ik had gedacht. Nu ben ik niet zo goed in schattingen maken, maar in mijn gedachten ziet de gemiddelde stembureau-wachter er toch enigszins grijs, kalend of in bezit van een maandelijkse-vrij-reizen-met-de-trein pas uit.
Ik was dan ook blij verrast dat ik – jonge hinde die ik ben – niet eens de jongste teller bleek te zijn, maar dat ik het voorrecht had om met een bont gezelschap de eerste vuilnisbak te mogen opengooien. Als een wolk van reuzenconfetti dwarrelden de stembiljetten naar beneden. Waar we al zittend op de vloer aan onze eerste eervolle taak mochten beginnen: het uitvouwen van de biljetten. Glaasje limonade erbij, een handje winegums. ‘Neem je zwemkleding mee en na afloop word je met de auto naar huis gebracht’. Dat gevoel.
En natuurlijk ben je dan toch nieuwsgierig. Waar zijn de meeste rode bolletjes gezet? Niet dat je veel moeite moet doen om hier achter te komen. Als teller liggen alle biljetten immers gewoon open en bloot voor je neus. Maar toch voelt het als iets spannends. Alsof je iemand van de geheime dienst bent die nu iets onder ogen krijgt wat de rest van het land (nog) niet mag weten. Ik zou er bijna mijn Sherlock Holmes pijp bij opsteken.
Vouwen, strijken, stapelen. Vouwen, strijken, stapelen. En als alles dan gevouwen, gestreken en gestapeld is: sorteren, sorteren, sorteren. Eerst per lijst, dan per lijsttrekker en ten slotte per kleine stapeltjes met voorkeursstemmen. De confetti wordt bijeengeveegd en dan is het tellen wie na vanavond het feestje heeft gewonnen. Hoewel ik op mijn water al kon aanvoelen wat de uitslag ongeveer zou zijn. Of moet ik zeggen: op mijn heilige water. Het stapeltje ‘lijst 4’ was bij het waterschap namelijk zo groot, dat je haast zou denken dat ze van plan zijn het nieuwe Lourdes hier te creëren.
Wat misschien ook wel zo was, want toen we bij het uiteindelijke optellen één stem bleken te missen, kwam daar als door een wonder nog een blanco stem tevoorschijn! Dank u moeder Maria. Dank voor dit wonder, dank u voor de winegums en dank u voor het feit dat we nu niet alle biljetten nog eens hoeven na te tellen (de grootste angst van iedere stemmenteller).
Ruim twee uur een een halve zak snoep later, was het feestje afgelopen. Met als enige verschil dat hier de cadeaus aan het eind niet uit-, maar ingepakt waren. Klaar om naar de organisatoren van het feestje gebracht te worden. Wat er daar mee gebeurt, daar durf ik mijn wiskundeknobbel niet over te breken. Maar ik hoop dat ze stiekem ook aan hun burgerplicht durven te voldoen en in een hoekje in de reuzenconfetti gaan staan dansen.