Kattenkind

Ooit schreef ik: Een kind is geen kat.

Of een kat is geen kind.

Gelukkig komen beide perspectieven ongeveer op hetzelfde neer.
(Hoewel kinderhouders de eerste versie wellicht als denigrerend op zouden kunnen vatten – ‘Hoezo, wat heeft een kat dan wel wat een kind niet heeft?!’ – en kattenhouders de tweede versie als een opluchting. Of teleurstelling).

Afijn. Hoe je de interpretaties er ook op los laat: een kind en een kat zijn niet dezelfde wezens. Al was het alleen maar omdat je een kat ’s avonds wel zonder oppas alleen thuis kan laten, maar je kinderen weer beter kan leren om de rotzooi achter hun kont op te ruimen. En zo zullen er vast wel meer voor- en nadelen zijn.

Dat ik een kat heb en geen kind, maakt dat ik biologisch gezien geen moeder ben. Ook zijn de kansen erg groot dat ik statistisch gezien later eerder een gek oud kattenvrouwtje word in plaats van een gekke oma. Tot zover mijn kennis van biologie en wiskunde.

Het punt is alleen een beetje, dat ik in de relatie met mijn kat soms stukjes van mijn moeder in mijzelf herken. En dat je blijkbaar ook zonder voormalig navelstrengcontact bepaalde oergevoelens kan hebben, die vergelijkbaar zijn met de relatie van moeder tot kind.

Niet dat ik weet hoe het is om een kind te hebben.
Of dat ik mijn kat een kind zou durven noemen.

Een kattenkind daarentegen…
Dat zijn een soort hulpeloze baby’s, eigenwijze peuters en irritante pubers ineen.
Afhankelijk én zelfstandig.
Achter het behang of op schoot.

Maar als ze ziek zijn, dan kijk je reikhalzend uit naar het moment dat ze gewoon weer zeiken en zaniken om snoep.

 

 

Jan de Hoop

Het meest miste ik nog de truien van Jan de Hoop.
Daar waar mijn ontbijt slechts de eentonige variatie kent van peer of banaan en kwark of havermout, wist Jan mij jarenlang iedere doordeweekse ochtend weer te verrassen. Werd het paars of blauw of toch iets keks met een ruitje dit keer?

Nooit had ik kunnen bedenken dat het probeersel van tijdelijk afscheid uiteindelijk tot een definitieve breuk zou leiden. Omdat we er meestal toch niks aan misten. Omdat zo’n groot gevaarte in je woonkamer ook best wel lelijk staat. Omdat er NU.nl is. En Netflix. Niet dat we dat wel kijken. Daarvoor zitten we meestal met onze mobieltjes op de bank. Kattenfilmpjes te kijken. Tot zover onze elitaire principes. Daar helpt zelfs geen Volkskrant abonnement tegen.

Maar ik moet zeggen, het went. Er zijn eigenlijk maar weinig momenten dat ik de tv mis. Het laatste nieuws bereikt me meestal via Twitter, de leukste programma’s kijk ik via Uitzending Gemist. Bovendien is het feit dat ik niet precies weet hoe het zit met die verknipte pony van Monica Geuze of wie er wel of niet gezoend heeft in Temptation Island, eigenlijk best een verademing.

Maar toch, als ik ’s ochtends vroeg boven mijn ontbijt van banaan en havermout hang en mijn Twitter tijdlijn door scrol, kan ik soms dat gevoel van leegte niet onderdrukken.
Dat gevoel van warmte.
Van wol of katoen.
Gebreid of gekleurd. Of allebei.

Ja, zelfs na zeven jaar mis ik dat nog het meest.

Binnen

Binnen spraken kinderen over hoe vriendschap alles overstijgt.
Buiten werden mensen afgeschoten.

Binnen spraken kinderen over hoe culturen met elkaar samengaan.
Buiten sprak men van terrorisme.

Binnen spraken kinderen over gelijke kansen voor iedereen.
Buiten werd het hoogste dreigingsniveau afgekondigd.

Binnen spraken kinderen over hoe fijn het is in een veilig land te wonen.
Buiten wachtten ouders ongerust op hun kinderen.

Binnen spraken kinderen over wat in film wel kan en in de echte wereld niet.
Buiten leek de echte wereld een slechte film geworden.