Dat is pas écht vakantie

“Oh, dat was de hoofdstraat al!”

Terwijl we de auto met piepende banden tot stilstand brengen, ben ik ineens weer 14 jaar en zit ik bij mijn ouders op de achterbank in de auto. Een mokkende puber die niet begrijpt waarom we voor het vierde achtereenvolgende jaar op vakantie naar Oostenrijk moeten. Helemaal niet als je weet dat de komende twee weken louter zullen bestaan uit wandelen, wandelen en – met een beetje geluk – nog meer wandelen. Met als enige hoogtepunt die ene dag dat we onze bergschoenen mogen verruilen voor onze bikini en een plons in ijskoud bergwater mogen nemen. Oh, en pom-bär chips mogen eten. Want dat is pas écht vakantie.

Het ding met mokkende pubers is echter, dat je ze niet eeuwig zoet kan houden met pom-bär chips en het incidentele ‘überraschungs-ei’. Helemaal als al je vriendinnetjes wél op die hippe camping in Frankrijk staan, of hun eerste passoa-jus drinken tijdens de tienerdisco avond aan de Spaanse costa. Voor mij echter geen vriendjes op de camping of danspasjes op foute zomerhits. Ik moest het doen met een dorp met 3 milka koeien en een alpenhut.

“Ik dacht dat je zei dat dit het gróótste dorp uit de omgeving zou zijn!”, roep ik vanaf de achterbank in blinde paniek. “Je had het beloofd!”
En mijn vader had zich aan zijn woord gehouden. Het wás het grootste dorp uit de omgeving. En ik de grootste mokkende puber op de achterbank.

Nog steeds zie ik de beelden voor me. Het alpenhutje. De keuken met in de hoek zo’n gezellige houten bank met rode kussens. En daar aan die tafel, mijn vader. Ingespannen voorover gebogen over de kaart om de wandelroute voor de volgende dag uit te stippelen. De wandelingen, die altijd 6 tot 8 uur moesten duren, ‘maar voor ons maar 5 uur’ (aldus mijn vader – je mag zelf uitrekenen hoe hard wij als pubers achter mijn vader aan moesten rennen om zijn tempo bij te houden). Ik zie de tas met kaiserbrötchen nog aan de deur hangen, iedere ochtend opnieuw. Ik proef de plastic plakjes cheddar-kaas, de bifi-worstjes en de opluchting als we eindelijk de top hadden bereikt en ik een groot glas cola met kaiserschmarrn mocht. Vakantie? Mijn neus! Iedere ochtend om 8:00 op, met als enige trofee bij thuiskomst geen vakantievriendje, maar een wandelstok vol speldjes. En een bikini-tan die vooral de lijn van mijn hoge wandelsokken extra goed liet uitkomen.

Fastforward 17 jaar later hebben we de auto gekeerd en staan we voor de deur van ons vakantieverblijf de komende dagen. Buiten staat een veld vol koeien, binnen tref ik een houten bankje met rode kussentjes aan. “Gibt es noch schöne wandernroutes?”, hoor ik mezelf op mijn beste Duits vragen. Als ik naar buiten kijk zie ik heuvels die verdacht veel op beginnende bergen lijken. Het dorp? Dat is er niet eens. Ja, beneden in het dal. Waar we zojuist die zak pom-bär chips kochten. De mokkende puber in mij glimlacht en schudt de zoute beertjes in een schaaltje. Want dat….is pas écht vakantie!

3 gedachtes over “Dat is pas écht vakantie

  1. Gretha Smit-de Jong zegt:

    Weer mooi en levensecht beschreven, echt op zijn Sanne’s 😆
    Maar jij een mokkende puber?…..krijg daar slechts een vaag beeld bij 😂😂

    Like

Plaats een reactie